Wanneer een ondernemer gaat scheiden, is de vraag naar de hoogte van diens draagkracht niet zelden een heikel punt. Wat is zijn inkomen? Welke componenten moeten tot zijn inkomen worden gerekend? Voor agrarische ondernemers heeft het hof Arnhem – Leeuwarden op 10 maart 2013 (ECLI:NL:GHARL:2013:6989) bepaald dat niet volstaan kan worden met het vaststellen van het inkomen:

“Een dergelijke onderneming kenmerkt zich -kort gezegd- door een hoge intrinsieke waarde maar, gemiddeld, een relatief laag rendement, terwijl niettemin de ondernemer over het algemeen in redelijke welstand kan leven. Achtergrond daarvan is dat er weliswaar sprake moet zijn van een gezonde bedrijfsvoering, maar dat een hoge financieringsgraad met bijhorende lasten er niet op duidt dat de bedrijfsvoering niet gezond is. Er is immers veelal sprake van grote stille reserves, met name in de waarde van de landerijen. (…)”

Met andere woorden: het feit dat er nauwelijks inkomen is, maar heel veel vermogen cq. stille reserves, kan tot gevolg hebben niet alleen het inkomen wordt meegenomen bij de vaststelling van de draagkracht, maar ook deze reserves een rol spelen.

Dat dit niet de nieuwe standaard is, blijkt uit een recente uitspraak van rechtbank Limburg, d.d. 2 december 2016. De rechtbank stelde allereerst vast dat de man in staat moest worden gesteld de noodzakelijke investeringen in zijn bedrijf te verrichten, nu hij te maken heeft met niet functionerende melkrobots met hoge onderhoudskosten en een verminderde melkproductie. Vervolgens beargumenteert de rechtbank dat de man, wanneer de redenering van het Hof wordt gevolgd, grond zou moeten verkopen om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen, terwijl de man deze grond nodig heeft voor de exploitatie van zijn onderneming. Bovendien zijn de gronden van de man met hypotheek belast, zodat niet te verwachten valt dat de bank zou instemmen met de verkoop van zijn landerijen. Al met al is de conclusie dat het slapend vermogen van de man in dit geval niet leidt tot extra financieringsruimte bij de man die tot een verhoging van zijn draagkracht zou leiden.

Wanneer u een agrarisch ondernemer in een echtscheiding adviseert, is gezien het voorgaande van belang dat u in lijn met de uitspraak van rechtbank Limburg onderbouwt waarom geen sprake is van slapend vermogen waarop zonder meer kan worden ingeteerd en de nadruk legt op investeringen die moeten plaatsvinden. Adviseert u de (ex-)echtgenote van de agrarisch ondernemer dan kunt u met de uitspraak van het hof Arnhem – Leeuwarden onderbouwen waarom niet uitsluitend het feitelijke inkomen, maar ook het vermogen een rol dient te spelen bij de vaststelling van de draagkracht van de agrarisch ondernemer voor betaling van kinder- en partneralimentatie.

Deel dit artikel

Expertises