Erhard Koekoek

Voor het eerst is er een uitspraak gepubliceerd van de rechtbank, waarin de bewijslast ten gunste van de franchisenemer wordt omgekeerd op grond van de Wet Acquisitiefraude. Kort gezegd betekent dit dat bij een beroep op de ondeugdelijkheid van een prognose, het aan de franchisegever is om aan te tonen dat de door hem verstrekte prognose wel deugdelijk is.

De franchisenemer had in deze procedure gesteld dat de afgegeven prognose ondeugdelijk was, omdat franchisegever een zeer gedateerd benchmark uit 2009 had gehanteerd en er geen rekening was gehouden met de negatieve marktontwikkelingen vanwege de economische crisis. Volgens de normale regels in het bewijsrecht is het dan aan de franchisenemer om deze stellingen te bewijzen.

Met de invoering van de Wet Acquisitiefraude op 1 januari 2016 is echter verandering gekomen in deze bewijslastverdeling en nu is dus door de rechtbank bevestigd dat ook franchisenemers op deze wet een beroep kunnen doen.  

Met de invoering van de Wet Acquisitiefraude op 1 januari 2016 is echter verandering gekomen in deze bewijslastverdeling en nu is dus door de rechtbank bevestigd dat ook franchisenemers hierop een beroep kunnen doen.  

Interessant is verder dat de rechtbank deze bewijslastomkering ook geldig acht voor situaties van vóór de invoering van de Wet Acquisitiefraude. Dus ook indien uw franchisegever al voor 1 januari 2016 prognoses heeft verstrekt, kunt u als franchisenemer een beroep doen op de Wet Acquisitiefraude.

Met deze uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 november 2017 laat de juridische praktijk steeds meer een ontwikkeling zien, waarbij de zorgplicht van franchisegevers verder wordt aangescherpt. Eerder dit jaar oordeelde de Hoge Raad al dat de franchisegever ook aansprakelijk is voor onjuiste prognoses zonder dat er wetenschap van de fouten in de prognoses hoeft te worden aangetoond. 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises